Antonio Justel Rodriguez
VAN DE ONMOGELIJKE PRACHT
...waar leven, licht en kracht een volkslied zijn en bloeien,
Zal er een einde komen aan de antifoon van de ziel, haar vibratie, haar stem...?
[omdat het eerst zijn geulen zal binnendringen en zal genezen, zal het de dorst van verlangen bedwingen,
en langzaam, open naar de hemel en in strikte stilte,
zal zich concentreren, zijn troepen inzetten en observeren]
...en dat is wanneer, vanuit het midden van de borst en de wereld,
de krachten die uitgaan vangen en verbranden,
Wanneer de letters glinsteren en de lettergrepen glanzen, schreeuwen de accenten en glanzen de woorden,
en in hun bundel van pracht zijn de klinkers gouden toppen;
...en dat is het ook, en dat is ook het geval in siderische kwantumconclaven of kosmische aanvallen,
geest en hart bouwen levendige poelen,
siderische fonteinen die verzen van onbeschrijfelijke en ongewone schoonheid uitstorten en verweven,
puurste en ongrijpbare parels,
vloeibare robijnen en diamanten zoals in substanties of zielenvuren,
plotseling transformerend in briljante schittering en kosmische talen,
poëtische golven en deeltjes die bewust aankomen en vluchten naar een andere omgeving,
nog een eeuw en nog een onsterfelijk geschenk;
energie die dan tevoorschijn komt en zich uitdrukt in onvoorstelbare levende vlammen
met oogverblindende plooien, ontische lichten met volkomen onwaarschijnlijke uitspraken,
goddelijke, allerhoogste en onbereikbare pieken;
... oh, oh daarom, dit nederige werk of poëtische wezen van mij, als donker magma of een dichte rivier van stenen,
dit magere voelen, horen en kijken zonder de mogelijkheid om een trilling van de sublieme teksten in te ademen,
dat lied zonder verdere opheffing van het lawaai of de drukte die mijn mond is;
Oh, oh die vreugde van onuitsprekelijke lexicons en ongeschapen deugd, oh,
en niet dit ijzer dat op een laagje sneeuw in mijn ruwe sintels splijt en graaft;
en oh, eindelijk, deze utopie leeft wanneer vers de kunst is waarmee we nog steeds zullen polijsten,
dit verblijf van ons, nostalgisch en vleselijk,
– vasthoudend, ja, aan een Vril van onmetelijke hoop –
tegenover een enorm en onuitsprekelijk lexicon van zo’n subtiele vroomheid en zo’n langzaam en onweerstaanbaar wachten.
***
Antonio Justel/Orion van Panthoseas
https://oriondepanthosseas.com
***
Todos los derechos pertenecen a su autor. Ha sido publicado en e-Stories.org a solicitud de Antonio Justel Rodriguez.
Publicado en e-Stories.org el 25.09.2024.